Leeftijdskenmerken F & E jeugd

Kinderen zijn snel moe, maar herstellen ook snel. Probeer als trainer je oefeningen aan te passen door de kinderen kortdurende inspanningen te laten doen met korte rustmomenten.

Kracht
Kinderen hebben weinig kracht. Probeer als trainer hierop in te spelen door afstanden van het schieten en van het gooien klein te houden en dit op te bouwen naar grotere afstanden. Zorg ervoor dat ze niet gaan forceren tijdens het gooien en schieten.

Concentratie
Kinderen zijn snel afgeleid en de concentratieboog is laag. Zorg er als trainer voor dat je de aandacht van de kinderen hebt als je ze iets vertelt. Probeer ervoor de zorgen dat kinderen bezig blijven en dus niet teveel stilstaan.

Denk taakgericht
Kinderen zijn nog niet taak bewust. Zorg er als trainer voor dat je duidelijk bent in je uitleg. Wat hij of zij moet doen, hoe hij of zij dit moet doen en wat hij of zij daarna moet doen.

Balgevoel
Kinderen hebben over het algemeen weinig balgevoel. Probeer er als trainer voor te zorgen dat elk kind over een bal beschikt. Laat de kinderen veel doen!

Externe factoren
Kinderen leren door de omgeving (bv. vriendjes, teamgenoten en de trainer). Zorg er als trainer voor dat je het goede voorbeeld geeft en corrigeer ongewenst gedrag.

Leergierig
Kinderen zijn erg leergierig. Zorg er als trainer daarom voor dat je de oefeningen goed voordoet. Corrigeer de kinderen in grote lijnen en probeer dit steeds verder te verfijnen. Veel herhalen van oefeningen.

We willen bewegen!
Kinderen hebben een grote bewegingsdrang. Zorg er als trainer voor dat er weinig tijd zit tussen de oefeningen en laat de kinderen zoveel mogelijk op verschillende manieren bewegen.

Geef voorbeelden
Kinderen zijn visueel ingesteld. Zorg er daarom als trainer voor dat je oefeningen goed voor doet. Het 'plaatje' is belangrijk.

Ontdekken
Kinderen hebben behoefte aan veel bewegen. Geef de kinderen hierbij ruimte voor eigen ontdekkingen.

Zelfstandigheid
Kinderen worden zelfstandiger. Betrek de kinderen bij de organisatie van de training en geef kinderen taken.

Basisvaardigheden

  • Afstandsschot, afstand vergroten en met passieve verdediger.
    Handen stand, duimen onder de bal, armen strekken, ellebogen niet naar buiten, vingers gespreid aan de zijkanten. Sprong omhoog, niet naar voren.
  • Strafworp
  • Doorloopbal
    Aanleren om lopend met de bal richting de korf een doorloper te nemen, wanneer dit goed gaat met aangever.
  • Aangeven doorloopbal
    Op goede hoogte de bal aangeven voor de doorloper.
  • Gooien met één hand en met twee handen uit stand over korte afstanden (5m).
  • Vangen met twee handen uit stand, uit beweging en uit sprong. En een rollende bal.
  • Beginnen met aandacht voor bewegingstechniek
    stoppen, keren en lopen en daarnaast proberen om spelenderwijs de lenigheid te oefenen.
  • Beginnen met spelregelkennis.
  • Verdedigen
    Bij de tegenstander blijven, tussen paal en tegenstander(een op een duel) en de hand(en) opsteken. Behoud van verdedigende positie.

Samenspeelvaardigheden

  • Samenspelen in de aanval zonder een bepaald patroon
    leren van de functies en het aanleren om de ruimtes binnen een vak te benutten
  • Leren wanneer vrij (in de aanval) geschoten kan en moet worden
  • Vrije bal
  • Balonderschepping